De fluyt was een Hollands handelsschip dat in de 17e eeuw een belangrijke rol had in het internationaal transport. De fluyt was een doorontwikkeling van oudere scheepstypen zoals het galjoen. Fluyten werden onder andere door de VOC ingezet om specerijen op te halen uit Indonesië of uit de Transatlantische Driehoek, waarbij goederen en slaven van en naar Afrika en Amerika werden vervoerd.
Meer transport met minder mankracht
Dit nieuwe scheepstype had enorme voordelen. De fluyt was een groot schip met drie masten. Hoewel het schip een lang en smal dek had, beschikte het evengoed over enorme ruimen. Daardoor kon het schip veel meer goederen vervoeren dan concurrerende scheepstypen uit andere landen. Bovendien was de tuigage – de touwen die nodig zijn om de zeilen te hijsen – opnieuw ontwikkeld. Daardoor kon het schip met veel minder bemanning toe: een fluyt had vaak maar de helft van de bemanning aan boord dan een ouder galjoen. De kostenbesparing op een maandenlange expeditie naar ‘De Oost’ was dan ook enorm.
Makkelijke prooi
De fluyt kende echter een groot nadeel. Doordat de grote ruimen veel plaats innamen was er op het schip nauwelijks plek voor kanonnen of kruitkamers. Daardoor was het schip relatief weerloos – en bovendien een aantrekkelijke buit – als het een oorlogsschip of een kaper van een vijandelijke natie tegenkwam. Dit schip was dus puur bedoeld om goederen te transporteren. Die taak werd elke keer zo effectief volbracht dat de fluyt meer dan een eeuw lang het belangrijkste handelsschip van de Nederlandse provinciën bleef.